Klimatologische stations

kop historie

Tot 1945 was Vlissingen het enige weerstation van het KNMI. Wel zijn in de periode 1910-1921 meteorologische waarnemingen verricht in Goes. Door de klimatologen werd vastgsteld dat de temperaturen in Goes afweken van de door hen getrokken isothermen. Dit was, vermeld klimatoloog Braak, toe te schrijven aan de opstelling van de thermometers.

Na de oorlog werd het aantal klimatologische stations uitgebreid. In 1945 werd een station opgericht in Kortgene, in 1946 in St. Jansteen. Toen werd duidelijk dat in de provincie Zeeland grote temperatuursverschillen voorkomen en dat het aan de Westerschelde gelegen station Vlissingen niet representatief is voor de provincie.

Het weerstation in Kortgene werd op 1 oktober 1949 verplaatst naar St. Annaland. In 1952 werd een station ingericht in Schoondijke. In 1959 werd het station St. Jansteen verplaatst naar Kapellebrug.
Op het vliegveld bij Haamstede was een weerstation in de jaren 1962-1974. In Zierikzee werden metingen verricht van 1960 tot 1988.

I.v.m. de afsluiting van de zeearmen werd besloten een uitgebreid klimatologisch onderzoek in te stellen naar klimaatveranderingen in de Delta. Daartoe werden weerstations opgericht in Veere, Katse Veer, Wolphaartsdijkse Veer (periode 1960-1965), Wissenkerke, Philippine, Nieuwe Tonge, Hellevoetsluis en Numansdorp (1962-1974).

Tot 1971 bestond het werk van de waarnemer op de klimatologische stations uit driemaal daagse waarnemingen om 08.40, 14.40 en 19.40 uur. Naast het aflezen van de thermometers en het bepalen van de hoeveelheid neerslag, werd de hoeveelheid bewolking geschat. Ook weersverschijnselen als onweer, hagel, en mist werden vastgelegd.

M.i.v.1 januari 1971 werden de stations uitgerust met een thermograaf en een hygrograaf. Het aantal waarnemingen werd teruggebracht tot 2 per dag, maar nu kon de gemiddelde etmaaltemperatuur en de gemiddelde relatieve vochtigheid worden berekend. De visuele waarnemingen kwamen te vervallen.

In 1992 werden de klimatologische stations in Nederland geautomatiseerd en werd het waarnemingsnetwerk opnieuw ingericht. Zeeland kreeg naast Vlissingen twee stations: Wilhelminadorp en Westdorpe. Daar worden nu gemeten: de luchttemperatuur, de temperatuur op 10 cm hoogte, de relatieve vochtigheid, het aantal uren zonneschijn, de globale straling, de hoeveelheid en de duur van de neerslag, de windrichting, windsnelheid, zicht, weertype en bedekkingsgraad. In Wilhelminadorp worden ook bodemtemperaturen tot 1 meter diepte gemeten.
Op 6 januari 2014 werd het weerstation in Wilhelminadorp opgeheven. In Westdorpe werd de meting van de bedekkingsgraad gestaakt.