Weermetingen in Vlissingen

kop historie1854-1943
Op 31 januari 1854 werd bij Koninklijk Besluit het KNMI opgericht met als vestigingsplaats Utrecht. De eerste directeur Prof. dr. Buys Ballot vond het van eminent belang dat in de vier ‘uithoeken’ van het land ook weerkundige metingen werden verricht. In Den Helder was de Provinciale Waterstaat van Noord-Holland al in 1843 begonnen met metingen. In 1883 werd het station door het Rijk vergenomen. In Groningen was men aan de Universiteit al in 1839 met meteorologische metingen begonnen. In Maastricht was men in 1851 gestart met de metingen. In Vlissingen zijn de waarnemingen begonnen op 1 december 1854.

De waarnemers wisselden steeds, wat de homogeniteit van het station niet te goede is gekomen, zo vermeldt het KNMI. Het station was gevestigd aan de zeedijk van de Westerschelde, ongeveer op dezelfde plaats waar de metingen nu nog plaats vinden. We moeten wel bedenken dat de

Buitenhaven en de Binnenhavens en ook het sluizencomplex pas in de periode 1870-1873 zijn aangelegd. De barometer was een zogenaamde zeebarometer met bak van Newman. De thermometer was geplaatst voor een raam op het NNW. Het instrument is niet geheel vrij geweest van stralingsinvloeden. De regenmeter was op het observatiegebouw geplaatst, wat een tekort aan neerslag opleverde. De bovenkant van de trechter bevond zich ongeveer 1.30 meter boven het dak van het gebouw. De waarnemingen werden driemaal per dag verricht. De observator werd door het Rijk betaald.

1943-1947
Op last van de Duitse bezetters moest het weerstation op het Eiland begin november 1943 verlaten worden. Het gebouw werd afgebroken i.v.m. de aanleg van de Atlantik-wal. Het station werd overgebracht naar hotel Brittannia. De thermometerhut werd opgesteld op opgehoogd terrein achter de boulevard. De windmeter werd opgesteld op een van de torentjes van het hotel.

Op 1 november 1944 moesten de waarnemingen worden gestaakt t.g.v. de inundatie van Walcheren. Het hotel Brittannia werd bij de bevrijding van Vlissingen zwaar beschadigd. De zonneschijnmeter kwam onbeschadigd onder de puinhopen vandaan.

Inmiddels werd het aantal waarnemers geleidelijk uitgebreid: het station Vlissingen moest uurlijkse waarnemingen gaan leveren, alleen in de nacht was het station nog enkele uren gesloten.

De lokatie op de Boulevard bleek niet erg geschikt en omdat een terugkeer naar het Eiland voorlopig niet mogelijk was werd omgezien naar een andere plek.

Die werd uiteindelijk gevonden op het voormalige vliegveld bij West-Souburg.

1947-1958

Inmiddels kregen de observatoren ook als taak het uurlijkse weerrapport van het lichtschip Noord-Hinder door te geven. Alleen tussen 1 en 4 uur in de nacht kon de waarnemer zich te ruste leggen. Het aantal waarnemers steeg tot vier, vanuit De Bilt moest regelmatig gedetacheerd worden. Inmiddels zag het KNMI uit naar een betere plaats voor het weerstation, waarbij de klimatologen beslist terug wilden naar het Eiland. Toen in 1953 de nieuwe zeesluizen gereed waren werd deze mogelijkheid weer serieus onderzocht.

In 1956 werd een begin gemaakt met de bouw van een nieuw weerstation met dienstwoning voor de Hoofdobservator op de kop van het Eiland. Op 30 april 1958 konden de waarnemingen op die plek beginnen en met een zucht van verlichting verlieten de observatoren de nissenhut waar het of gloeiend heet of steenkoud was.

1958-heden
In de nieuwe vestiging aan de Piet Heinkade werden halfuurlijkse waarnemingen gedaan, het lichtschip Noord-Hinder gaf uurlijks waarnemingen door. De bezetting bestond uit vier observatoren en in de vakantieperiode werd regelmatig gedetacheerd vanuit De Bilt. Vanaf 1959 werd 24 uur per dag waargenomen. Overigens werden de waarnemingen op het voormalige vliegveld bij West Souburg nog voortgezet tot 1 januari 1963 om de reeksen van beide stations op elkaar te kunnen aansluiten, wat later gezien de grote verschillen in temperatuur en windkracht overgens niet goed mogelijk bleek.

De eerste tekenen van automatisering deden zich voor in 1975, toen elektronische thermometers en een elektronische vochtigheidsmeter werden geinstalleerd. De waarnemer hoefde nu niet meer ieder half uur naar buiten te wandelen om de thermometer in de hut af te lezen. In Cadzand werd een meetpaal neergezet en de registratie van windrichting en windsnelheid vond in Vlissingen plaats.

Geleidelijk werd door de arbeidstijdsverkorting het aantal medewerkers uitgebreid tot 6. De dienstwoning werd van 1984 niet meer bewoond door het Hoofd van Dienst Het lichtschip Noord Hinder werd onbemand uitgelegd zodat de waarnemingen van deze belangrijke post geautomatiseerd moesten worden. Na korte tijd werd het lichtschip verlegd naar het noorden en werd de apparatuur weer ontmanteld.

Het KNMI station gaf veel inlichtingen aan de binnenscheepvaart, zeilers, industrieën en particulieren. Op dagen met veel wind werden soms meer dan 100 telefoontjes verwerkt. Na de verplaatsing van de Meteorologische Dienst in Zierikzee naar Middelburg vonden ook de registraties van de indmeetpalen in de Oosterschelde en op de Noordzee in Vlissingen plaats. Enige tijd werd het telefonisch weerbericht voor het Deltagebied in Vlissingen ingesproken waarvoor een aparte geluidsdichte spreekcel werd geplaatst. Overigens werd het gebouw intern geheel verbouwd en kregen de KNMI-ers zeer modern meubilair.

In de loop van de jaren werd de apparatuur gemoderniseerd maar het opstellen van de waarneming bleef handwerk. In de loop van de jaren ‘ 90 werd het waarnemingsnet in Nederland geautomatiseerd. De vertrouwde thermometerhut werd vervangen door sensorhutjes, de kwikbarometer verdween en de pluviograaf werd vervangen door een electronisch exemplaar. Ook de zonneschijnmeter (de glazen bol) werd ingeruild voor een stralingsmeter. In een latere fase werden de meetgegevens automatisch gepresenteerd en moest de waarnemer nog slechts de visuele gegevens invoeren, zoals zicht, wolkensoort en weertype.

In opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat werd in 1995 een grote bezuiningsoperatie uitgevoerd. Het KNMI besloot het weerstation in Vlissingen verder te automatiseren en de visuele waarnemingen uit te besteden. Zo verhuisde het nog resterende KNMI-personeel op 28 mei 1996 naar het gebouw van het Schelde Coördinatiecentrum, zo’n 1100 meter westelijk van het KNMI-gebouw. Het waarnemingsterrein bleef gevestigd op de Eilanddijk. Vanaf 1 januari 1997 worden de visuele waarnemingen in Vlissingen verricht door personeel van Rijkswaterstaat. En zo zijn er na 143 jaar in Vlissingen geen professionele waarnemers meer werkzaam.

Inmiddels is op het waarnemingsterrein apparatuur geplaatst die ook de visuele waarnemingen hebben vervangen.