Noordpoolreis 2008 – verslag

Jos Broeke maakte van 4 tot en met 15 juni 2009 een reis naar het Noordpoolgebied. Na vertrek uit Aberdeen (Schotland) werden achtereenvolgens aangedaan: Fair Isle (Schotland), Tórshavn (Faröer Eilanden), Jan Mayen (Noorwegen), Bereneiland (Noorwegen) om te eindigen op Spitsbergen (Noorwegen).

Verslag:
Een jarenlange droom: een reis door het arctische gebied, richting Noordpool. Spitsbergen en vooral Jan Mayen, het eiland dat ‘ontdekt’ werd door de Nederlander Jan Mayen. Nederland kwam er later vooral voor de walvisvangst, en ons land staat nu dan ook bekend als natie die de walvissen bij Jan Mayen hebben uitgemoord.

De reis begon in Aberdeen (Schotland). De Grigoriy Mikheev lag klaar aan de kade. Het schip is een oud Russisch oceanografisch schip en werd gebruikt voor het onderzoek naar zeestromingen, watertemperatuur en zeeijs. Zo’n drie jaar deed het schip dienst in de arctische wateren ten noorden van Rusland, voor de Sovjet Unie uit elkaar viel.Tegenwoordig wordt het gecharterd door de Vlissingse rederij Oceanwide die ermee over de wereldzeeën vaart. Tijdens onze zomer richting Noordpool, tijdens onze winter richting Zuidpool.VertrekInscheping was in Aberdeen; 33 mensen uit onder meer Australië, Ierland, Polen, Nieuw-Zeeland en Nederland. Enkele reizigers waren al vaker in het poolgebied geweest. Zoals dat gaat bij zeereizen werden mensen op de eerste dag een beetje zeeziek. De expeditieleider Martin Gray, afkomstig van de Orkney Eilanden, werkte vroeger bij de Schotse kustwacht, maar leidt tegenwoordig reizen richting Noordpool. Met typisch Britse humor.”Na de eerste uren varen kwamen we aan op Fair Isle, het meest zuidelijke eiland van de Shetlands. Met een zodiac werden we aan land gezet en dat was een voorproefje van wat we later nog vaker zouden beleven. Ook in het Noordpoolgebied zijn geen echte havens, dus moet je met een rubberbootje aan land. Op Fair Isle wonen 68 mensen die voornamelijk leven van de schapenteelt.De tweede bestemming was Tórshavn, de hoofdstad van de Faröer Eilanden. De Faröer worden geregeld in de Nederlandse weerberichten genoemd omdat er vaak depressies langs trekken die het weer in Nederland mede bepalen. Na de Faröer ging de reis richting Jan Mayen, zo’n anderhalve dag varen verderop. En voor mij het hoogtepunt van de reis.

Beerenberg
Het eerste beeld dat ik van Jan Mayen zag was de Beerenberg, een 2277 meter hoge vulkaan die af en toe nog uitbarst. De berg was in nevelen gehuld, maar op een gegeven moment kwam de top uit de wolken. Een prachtig zicht! We gingen voor anker in Kvalrossbukta, de Walrusbaai.

Met de zodiac gingen we aan wal waar we werden opgewacht door de commandant van het eiland, Åge-Leif Godø, en een deel van zijn staf. De commandant van Jan Mayen is een marineman die de Noorse regering op het eiland vertegenwoordigt. De rest van het personeel zijn burgers.

Tijdens de eerste wandeling op Jan Mayen vielen gelijk de houten palen op. Die liggen her en der over het eiland. De palen komen van houtzagerijen aan de Canadese kust en drijven door de stroming naar Jan Mayen. Het eiland is vulkanisch en dat zorgt voor zwarte stranden (vulkaanas) en gestolde lava. Toch groeien er ook kleine bloemen en mossen. Zoogdieren leven er niet. De laatste ijsbeer is in 1999 gezien op Jan Mayen. Wel zijn er veel vogels, zoals de Noordse Stormvogel en de Papegaaienduiker.

Dag twee van ons verblijf op het eiland was gelijk de drukste dag van het jaar. Maar één keer per jaar komt een bevoorradingsschip naar Jan Mayen om voesel, apparatuur en andere spullen naar de bewoners te brengen. Op het eiland wonen alleen achttien Noren: vier meteorologen en mensen die werken voor het radiostation voor de lucht- en scheepvaart. Ze namen alle tijd om ons rond te leiden. Met jeeps en te voet.

MeteoHet weerstation van Jan Mayen is ondergebracht in lage houten groengeschilderde gebouwen. Elk uur wordt er een waarneming gedaan en twee keer per dag wordt de weerballon opgelaten. Het station is er sinds 1922 en is erg relevant voor de weerkunde omdat er elders in dat gebied weinig waarneemposten zijn terwijl er veel actief weer is.

Opvallend is dat de weerhut er iets anders uitziet dan de hut die in Nederland wordt gebruikt. Er zitten geen jaloeziën in die de lucht doorlaten zodat die langs de thermometer kan stromen, maar de hut op Jan Mayen is afgesloten. Als dat niet zo zou zijn, zou stuifsneeuw de waarneming beïnvloeden. Om toch een luchtstroom langs de meetapparatuur te krijgen wordt de weerhut door een motortje geventileerd.

Ook de neerslagmeter wijkt af. Bij ons is de opening van de meter op veertig centimeter, op Jan Mayen is het een soort hoge paal met trechter op ongeveer een meter. Dat is vanwege de sneeuw. Als de opening niet zo hoog zou zijn zou de hele neerslagmeter verdwijnen onder de sneeuw.

Het is een uitgebreid weerstation met een klein museum waar apparatuur uit oude dagen is te zien. Vier meteorologen voeren de waarnemingen uit. Het zijn allemaal Noren en je moet ook de Noorse nationaliteit hebben om er te mogen werken. Ze verblijven zes maanden op Jan Mayen, daarna worden ze afgelost door een nieuwe ploeg die ook weer zes maanden op het eiland woont en werkt. Het personeel slaapt en woont in een gebouw vier kilometer verder, maar als het erg slecht weer is kunnen ze ook overblijven op het weerstation.

We bezochen ook het radiostation voor de lucht- en scheepvaart, en de plek waar de apparatuur staat voor het Loran C plaatsbepalingssysteem. Het is een soort GPS-systeem, maar dan met landstations in plaats van satellieten. Loran C wordt in de hele wereld gebruikt.

Terwijl de rest van de groep elders was kon ik terug naar het weerstation. Daardoor kon ik een tijdje uitgebreid met het personeel praten. Zo hoorde ik hoe het is om op het eiland te werken (geweldig en lekker rustig, volgens één van de personeelsleden), de veranderingen van de laatse jaren (zo is er internet en televisie, vroeger moest je vooral veel boeken meenemen om de tijd door te komen), en hun wandelingen en fietstochten over Jan Mayen.

Op het eiland ligt één weg van vijftien kilometer.BallonEn dan het hoogtepunt van mijn reis. Alle weerstations ter wereld hebben een nummer dat bestaat uit een landcode en een stationscode. Zo is Vlissingen in Nederland bijvoorbeeld 06310. Het weerstation op Jan Mayen heeft als nummer 01001, oftewel “the number one of the world”, zoals de sondechef het zei.

Omdat het station dus altijd als eerste in de waarnemingslijst staat is het voor meteorologen over de hele wereld een grote wens om juist daar de weerballon op te laten. Ook voor mij!En het gebeurde. Sondechef Øyvind Bertelsen (of Sondesjef, zoals de Noren het schrijven) bood aan dat ik de ballon op kon laten.

Het tijdstip om dat te doen is 11.30 uur GMT, maar op dat tijdstip zou ook de laatse zodiac richting ons schip vertrekken. De sondechef beloofde dat hij mij direct na de oplating met de jeep naar het strandje zou brengen waar de zodiac zou vertrekken. Dus het kon doorgaan!

De vulhut, waar de weerballon wordt gevuld met waterstofgas zodat ‘ie stijgt, is aan het weerstation vastgebouwd. Het waterstofgas wordt ter plaatse gemaakt, omdat schepen het niet kunnen aanvoeren. De ballon is een kunststof-rubberen voorwerp van een kleine meter lengte die na vulling een bol van anderhalve meter doorsnee vormt.

Door ‘m voor te verwarmen komt de ballon na oplating hoger in de atmosfeer terecht. Aan de ballon wordt een radiosonde vastgemaakt. Voor oplating wordt de sonde geijkt zodat alleen de juiste gegevens worden gemeten. In de vulhut wordt de ballon gevuld met het waterstofgas en wordt de sonde er aan vast gebonden. En dan is het een kwestie van loslaten. Er stond nu weinig wind waardoor de oplating zonder problemen verliep, maar als er wel wind zou hebben gestaan moet je de ballon zó oplaten dat ‘ie niet tegen één van de masten rondom het weerstation wordt geblazen.

Het moment: ik moest even slikken. Het was bijzonder om juist daar de ballon op te laten, maar tegelijk was het even opletten om te voorkomen dat de ballon tegen de vulhut zou waaien. Daar ging ‘ie… ballon en sonde… Later thuis heb ik die bewuste waarneming teruggezocht in de aerologische lijsten. Daarna was het snel terug met de jeep naar de zodiac. Tot ziens meteostation!

Ansichtkaart
De medewerkers van het weerstation wonen en slapen dus ongeveer vier kilometer verderop in het ‘hoofdstation’ van Jan Mayen. De voorraden liggen er, slaapverblijven staan er, en er is een toeristenwinkel en een postkantoor. Zo’n honderd toeristen per jaar komen er, volgens de commandant. Een postkantoor op Jan Mayen, natuurlijk is het klein. Eén van de medewerkers zet er ter plekke een pet op en stempelt de post er af.

Ik heb er ook ansichtkaarten vandaan gestuurd. Je moet er wel rekening mee houden dat de kaart pas drie maanden later op de plaats van bestemming kan aankomen, omdat er maar om de twee á drie maanden een vliegtuig aankomt en vertrekt. Ik had geluk, mijn kaarten konden mee met het bevoorradigsschip en waren binnen enkele weken in Nederland.

Verder op de reis zijn we naar de Zevenhollandersbaai op Jan Mayen geweest, de plek waar in 1634 zeven Nederlanders tijdens een overwintering zijn omgekomen. Er staat een gedenkteken en de mannen liggen er begraven. Het laatste dat ik van Jan Mayen zag was ook het eerste beeld: de Beerenberg in de wolken. Bye bye Jan Mayen.GeweerDe volgende bestemming was Bereneiland waar we na anderhalve dag varen aankwamen. Bereneiland is een klein Noors eiland waar ook een weerstation is. Het ligt noordelijker dan Jan Mayen, maar is groener met meer bloemen en mos. We landden aan de westkant en op Beereneiland is het noodzakelijk om een geweer bij je te hebben.De gids nam er één mee. Het is mogelijk dat op Beereneiland ijsberen rondlopen en die houden niet zo van mensen die te dicht bij komen. Dus als voorzorg is het verplicht om een geweer mee te nemen. Al is er al jaren geen ijsbeer meer gezien op Bereneiland. Er is namelijk geen ijs meer.

Svalbard
Onderweg naar Spitsbergen (Svalbard in het Noors) zag ik walvissen. Het eerste ijs kwam bij zuid-Spitsbergen in beeld. Het was bijzonder om dat te zien Het was dun ijs waar het schip zonder al te veel moeite doorheen kon komen, al was de ‘aanvaring’ met het ijs wel te voelen. Het was echt koud tijdens ons bezoek aan Spitsbergen, ik hield mijn muts op. In zodiacs werden we rondgevaren.

Op Spitsbergen woont en werkt een groep Poolse onderzoekers bij het weerstation van het eiland. Daar mochten we niet komen. Jammer, ik kon het meteostation alleen van een afstand bekijken. Leuk trouwens, om daar rendieren in het wild te zien. Net kerst!

Met het schip verder, en jawel, eindelijk was daar een echte levende ijsbeer. Hij was op jacht en sprong van ijsschots op ijsschots en af en toe moest ‘ie een stukje zwemmen. De ijsbeer, het enige grote roofdier dat in het gebied leeft en is uitgegroeid tot hèt symbool van de klimaatverandering en de bedreigingen daarvan. Toen we met de Grigoriy Mikheev te dicht bijkwamen werd de beer boos. Hij was het beu om gevolgd te worden. De gids greep in en zei tegen de kapitein dat we niet dichterbij moesten komen. “We don’t disturb wildlife.”

De afsluiting van de reis was een arctische barbeque op de laatste avond, met vlees en salades, dus eigenlijk een barbeque zoals thuis, maar dan in een decor van pakijs en besneeuwde bergen. De reis zat er bijna op. We voeren naar Longyearbyen, de hoofdstad van Spitsbergen. Met een vliegveld. Mijn vliegtuig richting Oslo vertrok… einde poolreis.